Redacteur geestelijk leven van de Leeuwarder Courant

.

maandag 8 december 2008

Ronde bal

Het zingt al jaren rond in met name de Protestantse Kerk in Nederland (PKN): het woord ‘missionair’. De plaatselijke kerken zijn geroepen missionair te zijn, heet het dan. Missionair wil zo veel zeggen als: aandacht hebben en er willen zijn voor de ander.
Woensdag is er in het landelijk dienstencentrum in Utrecht een symposium over dit onderwerp. Dan zullen ook tien gemeenten worden onderscheiden die positief opvielen met verrassende missionaire projecten.

Een mooi initiatief. Maar toch heeft het iets vreemds. De term ‘missionaire gemeente’ zou een schoolvoorbeeld moeten zijn van een pleonasme. U weet wel, met een pleonasme zeg je iets overbodigs: een ronde bal, nat water, een houten boomstam of een stugge Fries.
Een gemeente is uit de aard van de zaak betrokken op de omgeving. Een kerk leeft naar de twee grote geboden: God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. Je zou ook kunnen zeggen: een kerk is óf missionair óf verdient de naam kerk niet.

Voor een verhaal dat later deze week in de krant staat, sprak ik met predikant Jaap Kraan van de Protestantse Gemeente in Burgum. Hij heeft ook uitgesproken opvattingen over dit onderwerp. De term ‘missionaire gemeente’ is, zegt hij, in feite flauwekul.
De kerk is in zijn ogen vanzelfsprekend een herberg, een pleisterplaats, een plek waar mensen kunnen schuilen en zich welkom weten. Hij weet ook dat dit in de praktijk kan tegenvallen. Dat vreemdelingen een kerk kunnen bezoeken, zonder te worden aangesproken.

Kraan vertelde met smaak hoe hij en zijn vrouw eens tijdens een uitstapje elders in het land op zaterdag bij de kerk gingen kijken hoe laat de volgende dag de dienst begon. Dat konden ze echter nergens gewaarworden.
De koster kwam, zoals W.G. van der Hulst onnavolgbaar heeft beschreven, nors vragen wat ze daar deden. Het echtpaar vertelde het. De man trok een frons, alsof ze iets oneerbaars voorstelden en zei op afwijzende toon: ,,Het is morgen avondmaal.’’