Redacteur geestelijk leven van de Leeuwarder Courant

.

zaterdag 27 december 2008

Jaap Zijlstra

Jaap Zijlstra. Foto LC/Wietze Landman

Dit wordt een veel langere bijdrage dan anders. Voor de liefhebbers. En dat zijn er nogal wat. Het onderwerp is namelijk dominee Jaap Zijlstra uit Amsterdam die niet alleen in Friesland, maar in het hele land een geliefd predikant is.
Zijlstra, inmiddels 75, preekt morgen voor het laatst. En wel in de kerk van Duurswoude (nu Wijnjewoude) waar hij ook als predikant begon. Om die reden staat er vandaag in de Leeuwarder Courant een interview:
‘Afscheid van een predikheer’.
Maar als je een paar uur bij Zijlstra op bezoek bent, hoor je veel meer dan je in zo’n krantenverhaal - hoewel in de bijlage - kwijt kunt. De dominee vertelt graag en met smaak. En dus laat ik hem hier ook aan het woord. Voor wie er niet genoeg van kan krijgen.

Het kostte Zijlstra moeite om het preken helemaal op te geven. Na de eerste tia ging het weer een tijd goed en hij dacht: ,,Niets aan de hand. Dat hebben we achter ons gelaten. Het is hersteld.’’ Maar na de tia thuis, waarbij hij een uur buiten bewustzijn was, sprak de specialist hem streng toe. ,,Iedereen heeft z'n zwakke plek. En de uwe zit daar. Ik wil wedden dat u roofbouw heeft gepleegd op uw hoofd.’’
Zijlstra kon dat niet echt ontkennen. Zo herinnert Zijlsta zich de vier jaar dat hij Kerkenpad van de NCRV erbij deed. ,,Het eerste jaar was alleen presenteren. Dat deden we ’s zomers. Lange dagen, dan kun je mooi filmen. En ik vond het interessant en mooi, maar het jaar daarop vroegen ze me ook de Kerkenpadgids te schrijven. En ja, dan moet je ruim van tevoren naar de kerken toe, de routes uitstippelen en die tekst moet tijdig klaar zijn. En ’s nachts werkt het zo lekker. Dan schiet je zo heerlijk op daar aan die tafel. Maar dan zag ik het ’s morgens licht worden en dan dacht ik: ik moet nog een paar uur naar bed!’’
De specialist had eerder al Zijlstra’s agenda gezien en hij had zijn hoofd geschud om al die jaren preken, elke zondag minimaal twee keer. ,,Hij zei: het zou u spijten als het zo’n hevige tia wordt, dat u een hersenbloeding krijgt. U bent er tot nog toe zo goed afgekomen. Dus nu leef ik inderdaad heel rustig.’’

Zijlstra herinnert zich het examen nog goed dat hij in 1967 in de classis (regionale kerkvergadering) Drachten moest afleggen, om dominee in Duurswoude te kunnen worden. ,,Een van de jongere dominees had mij in het oor gefluisterd: die predikant komt altijd met de vraag of je de ochtend- en avonddienst bijbels kunt funderen. Dan moet je zeggen: in het Oude Testament kenden de Israëlieten een ochtend- en een avondoffer.’’
En de bewuste, oudere collega uit Hemrik kwam inderdaad op de valreep met die vraag. ,,Ik was natuurlijk zo slim om niet meteen te antwoorden, want anders was het zo duidelijk doorgestoken kaart. Ik zat even diepzinnig na te denken, en zei toen: ik zou denken, in Israël kende men het ochtendoffer en het avondoffer. Nou, je had die man moeten zien. Hij keek stralend rond van: zie je wel, het is nog zo’n gekke vraag niet. Dus bij hem slaag ik cum laude.’’
,,Ze waren in de classis Drachten dolblij dat ik kwam. Want de helft van de predikantsplaatsen was maar bezet. Het ging fijn. Het klikte enorm met de mensen. Het werd me in de schoot geworpen.’’

Zijlstra zal morgen genieten in Duurswoude. ,,Het aardige is natuurlijk dat jongens die je vroeger op catechisatie had nu in de kerkenraad zitten. Ik herinner me dat ik een keer op catechisatie behandelde hoe de kerk in elkaar zit. Wat is nou een kerkenraad en wat is nou een classis of een synode? Nou, zeiden die jongens toen, dat hoeven wij toch niet te weten? Toen zei ik: jaha, jullie zitten later in de kerkenraad of als afgevaardigde in de classis. Daar moesten ze toch om lachen. En daar herinner ik ze nu aan. Nu zijn het de dragende krachten in de gemeente.’’
,,Kinderen die je toen hebt gedoopt, hebben nu zelf weer kinderen. Ze komen naar je toe en zeggen: weet u dat nog? Ja, dat is toch wel kostelijk. En dat je bepaalde trekken ook terug ziet, dat je denkt: hé, dat moet er een van die zijn. En dat waarderen ze, als je anekdotes uit die tijd aanhaalt. Ja, dat is vreselijk leuk, ook omdat het daar zo fijn is gegaan.’’

Bij het werk van een gemeentedominee hoorde ook ziekenhuisbezoek. ,,Ik wist er eigenlijk niet zo goed raad mee. Ik verontschuldigde me altijd bij de verpleegkundigen, omdat ik het zo’n inbreuk vond. En ja, ik ging niet alleen naar die ene patiënt - het waren toen nog zalen met acht of tien mensen - ik vond dat ik alle bedden even langs moest gaan. Iedereen even een hand geven en vragen: hoe gaat het met u? Dat kostte zeeën van tijd natuurlijk. En later maakte ik op de gang nog snel aantekeningetjes. Want ik dacht: als je volgende week terugkomt, moet je wel weten wat er aan de hand is.’’
Ook op de preekstoel zag Zijlstra het als taak de mensen te troosten. ,,In ieders leven is wel verdriet, maar ik mag ze toch die troost weer meegeven. Het kan heel donker worden en je kunt er volkomen doorheen zitten, maar Jezus achterna hè? Die ging ook door de diepte heen, maar naar de verhoging. En door het lijden heen naar de heerlijkheid. Dat is echt mijn geloof, mijn overtuiging, daar leef ik uit.’’
,,Het is heerlijk om dat door te mogen geven. Mijn vader is 65 geworden. Hij stierf heel plotseling, het was een vitale man, aan een hartinfarct. Ik denk soms: ik heb hem al tien jaar overleefd. Ik ben al tien jaar met pensioen, heb tien jaar lang alle zondagen mogen preken. Een oogst aan mooie herinneringen ook. Als ik nu terugkijk is het omzien in verwondering. Dat ik dát allemaal heb mogen doen. Ik ben een blij en dankbaar mens.’’

Enige jaren geleden was Zijlstra twee keer drie maanden pastor voor de Evangelische Gemeente in Benidorm. ,,Het prachtige van het pastoraat daar was om te zien dat er mensen uit allerlei groeperingen naar toekomen. Ik dacht: gereformeerde gemeente-mensen zullen wel niet komen. Maar nee, ze kwamen en ik had ’s morgens wel vijfhonderd mensen in de kerk. Toen zei de kerkenraad tegen me: over een paar weken hebben we avondaal, dan komen ze niet. Dan zijn er maar tweehonderd mensen. Ik zei: dat moeten we nog eens zien.’’
Niet alleen bestaan er in de ‘zwaardere’ gereformeerde kringen bezwaren tegen oecumenisch avondmaal vieren, in de rechterflank komt ook de zogenaamde avondmaalsmijding voor. Mensen vinden zich te zondig om aan de ‘maaltijd des Heeren’ deel te nemen.
,,Dus ik heb de zondag voor het avondmaal een heel indringende voorbereidingspreek gehouden. En echt de mensen op hun ziel gewerkt. Van: je moet goed begrijpen, niet de kerkenraad nodig u volgende week uit, en ik niet - Jézus zelf nodigt u uit! En blijft u dan weg? Dat betekent dat het hele volbrachte werk van Christus niets voor u is. Dat kunt u niet maken. Nou zo. Ik schrok van mezelf, toen ik zo uitpakte. Maar de week erop zat de hele kerk vol. Er werd geschreid, er waren mensen die voor het eerst van hun leven avondmaal vierden. Maar het gaf me ook een pastoraat daar. Dat vrouwen naar me toekwamen en zeiden: ik ben gegaan en het is voor mij zo’n bevrijding. Maar mijn man komt nog niet mee. Zou u niet eens met hem willen praten?’’

In 1971 werd Zijlstra bewust evangelisatiepredikant. Eerst werkte hij in de regio Delfzijl en later - na het predikantschap in Vorden - volgde het werk in Amsterdam. ,,Dat was een heel bewuste keuze. Ik kwam ook een beetje uit Youth for Christ. Ik heb daar het vak geleerd, die methoden enzo. Het lag mij ook wel dat evangeliseren. Ik had natuurlijk mee dat ik geen theologische taal sprak. Je hebt predikanten die daar niet los van kunnen komen, die heel argeloos het woord ‘predestinatie’ laten vallen - ik noem maar wat.’’
,,Je moet zo preken, dat een veertienjarige het kan begrijpen. Die moet misschien op zijn tenen staan, maar wel geboeid kunnen worden. Het moet een vertellend aspect hebben. Iedereen houdt van verhalen. En dat lag me. Als je voor een evangelisatieactie gevraagd wordt, bijvoorbeeld voor Licht over Leeuwarden, ontdek je op den duur bij jezelf dat wonderlijke talent dat als je je mond open doet mensen luisteren. Dat je ook niet-kerkelijke mensen kunt boeien. En dat je ook bekering meemaakt, hè. Dat mensen de bijbel gingen lezen en voor het christelijk geloof kozen.’’
,,Ik preekte in Duurswoude ‘s zondags vier keer, er waren zoveel vacatures. Achteraf vraag je je af hoe je het hebt volgehouden. Op een bepaald moment dacht ik: die mensen die in de kerk zitten hebben al zoveel preken gehoord, het wordt tijd dat ze het nou eens een keer weten. Ik moet in de frontlinie. Dat is spannend. Dat vond ik echt een roeping.’’

Door de classis Appingedam werd hij gevraagd om het evangelisatiewerk op te zetten. In Delfzijl begon hij een koffiebar als jongerenontmoetingsplaats. ,,Waar geen drugs gebruikt werden en geen alcohol, maar waar we het wel hartstikke gezellig voor ze maakten. En ik hield daar dan toespraken van tien minuten met iets uitdagends. Niemand hoefde over het geloof te praten. Maar op een bepaald moment - ze kwamen soms al jaren - was er toch iets gebeurd in hun leven, een vriend was door een motorongeluk omgekomen, dat ze kwamen praten over het geloof. En ik heb echt meegemaakt dat jongeren die eerst recalcitrant waren tot geloof zijn gekomen en tot mijn beste medewerkers gingen behoren. Dat zijn natuurlijk ervaringen die bevestigen: hier moet ik zijn.’’
,,Ik had eerst een groep om me heen verzameld, zo’n veertig jonge mensen die ik als medewerkers had. Zo’n groep is van levensbelang voor een gemeente. Dat zijn later de steunpilaren in de kerk geworden. Die moesten voor de dag komen en praten over hun geloof. Wat betekende dat voor hen? Dat kan heel intens zijn. Vooral toen het heftig toeging in de koffiebar.’’
,,Het was een enorm succes, maar er waren ook spanningen, zeker toen vechtgroepen langskwamen. Er waren zes, zeven jongeren die onze koffiebar ontdekten en de boel eens even op stelten zouden zetten en het meubilair vernielden. ‘We moeten de politie bellen’, zeiden medewerkers. Ik zei: dat doen we niet, want we zijn er voor hen. Je moet ze apart zien te spreken en proberen tot ze door te dringen. Dat is inderdaad op den duur gelukt. Er werden jongeren totaal veranderd. Wonderlijk hè?’’

(Maandag meer.)