Redacteur geestelijk leven van de Leeuwarder Courant

.

maandag 29 december 2008

Jaap Zijlstra (2)

Jaap Zijlstra. Foto LC/Wietze Landman

Als jongen ging Jaap Zijlstra na de lagere school in Wassenaar naar de mulo. En later haalde hij boekhouddiploma’s. ,,Ik kwam in 1949 van school. Toen heb ik eerst bij de gemeentebedrijven gewerkt. Ik moest kwitanties maken voor gas, water en licht. Afschuwelijk. Daar ben ik een jaar geweest, maar toen moest ik er uit, want degene die ik verving kwam terug uit dienst en had recht om terug te komen. Ik ging toen werken op een meubelfabriek in Wassenaar, als assistent van de boekhouder. Kostprijsberekeningen maken. Dat vond ik vreselijk: de hele dag tussen de gillende zaagmachines. Ontzettend.’’
,,Ik was ondertussen gekeurd voor de militaire dienst en ja, daar verzweeg je ook je geaardheid hè. Bij de keuring werd er naar gevist. Heel primitief hoor. Je moest bij een arts komen voor een gesprek en die zei: heb je ook een meisje? Ik dacht: waar bemoeit die man zich mee? Ik zei nee. Ook nooit gehad? Nee. Zit het wel goed met je? Ja. Dat was het hele gesprek, toen kon ik weer weggaan. Achteraf besef je pas wat hij bedoelde met dat: zit het wel goed met je? Echt letterlijk vroeg hij dat.’’
Zijlstra ervoer de militaire dienst als een hel. ,,Dat was een nare tijd. Ik had administratie aangevraagd, maar daar waren kennelijk zoveel aanvragen voor, dus ik kreeg dat niet. Ik kwam bij de luchtdoelartillerie en dat was een technisch onderdeel, dus ja, dat was niks voor mij.’’

,,Ondertussen deed ik ook aan atletiek. Maar in die tijd was het zo: je liep geen wedstrijd op zondag. Ik zou mijn ouders daar zo’n verdriet mee hebben gedaan. Ik kon goed hardlopen, mijn trainer zei het ook: ik maak je kampioen van Nederland. De vierhonderd meter lag me goed. Maar als je op zaterdag de series loopt en je kunt op zondag niet de wedstrijd lopen, dat gaat natuurlijk niet. Ik zat eerst in Ossendrecht in dienst en later in Ermelo. Daar verveelde ik me stierlijk ’s avonds. Dus ik ging vaak hollen door de bossen. Nou, ik kreeg een conditie hè. Je loopt om te winnen.’’
,,Maar toen ik uit dienst kwam, stortte ik me op het kerkenwerk en atletiek werd voor mij een bijzaak. Ja, en dat gaat je vorm achteruit en dan gaat het niet meer. Toen ben ik wel trainer geworden, van de junioren. En toen bleek hoe je je in toom kon houden. Ik trainde die mooie jonge atleten. Je vond ze prachtig, maar je moest ontiegelijk oppassen dat iemand iets in de gaten kreeg natuurlijk. Hoe je geaardheid was en hoe je daarvan genoot. Het was zelfs zo dat leraren moeilijke jongens naar mij toestuurden. Wegens de persoonlijke aandacht die ik de jongens gaf. Dat kregen ze thuis en op school kennelijk niet.’’

,,Toen ik uit dienst kwam, ben ik eerst nog boekhouder geweest van een champignonkwekerij. De grootste van Nederland. Maar je komt nooit verder. Je bent jongste bediende, je zit op je kantoortje en je moet het maar zien te runnen. Ik dacht al snel: je moet hier niet altijd blijven. Ik ben daar twee jaar geweest geloof ik. Ik heb toen op mijn 23e gesolliciteerd naar het Rijnlands Lyceum. Het klikte meteen in de gesprekken. Dat was in 1956. En daar heb ik tien jaar gewerkt.’’
,,Ik had goede banden met de collega’s. Schulte Nordholt (de befaamde dichter en latere hoogleraar, WS) gaf er toen nog les. En Oussoren, een bekend kerkorganist, was rector - een kei. Ja, dat klikte enorm met die lui. Ik had in het schoolblad ook wel eens gedichten. Toen klikte het helemaal met Schulte. En de leraar Nederlands haalde me wel in de klas. Er was een dichtbundel van me verschenen en een van de leerlingen had die bundel uitgekozen voor de examenlijst en er ook eens uit voorgelezen. Toen had de leraar gezegd: nou, die dichter zit hier op de administratie. En die kwam mij halen, of ik niet even in de klas kon komen. Ja, dat was een fantastische tijd.’’

In 1983 vertelde hij op de preekstoel dat hij zelf homoseksueel. Acht jaar later verscheen de bundel ‘Ik zie je zo graag’, een loflied op jonge mannen. Maar lang zweeg hij over zijn seksuele voorkeur. ,,Het is nu voor jonge mensen onvoorstelbaar als ik vertel dat in mijn jeugd, toen ik zeventien was, je zelfs niet het woord seksueel gebruikte. Dat was absoluut taboe. In het begin was in onze kringen zelfs het dragen van een spijkerbroek al te sexy. Daar is allemaal langzamerhand veel meer openheid in gekomen. Maar dat heeft zo lang geduurd. Toen ik dus dertig werd en mijn dominee aandrong dat ik predikant zou worden, dacht ik: nou ja, je hebt het kennelijk onder de knie om er over te zwijgen, dus dat hou je wel vol. Je redt het wel.’’
Zijlstra zegt dat hij goed alleen kan zijn. Maar soms was het ook een eenzaam bestaan. ,,Ik begrijp wel dat er homo’s zijn die naar Amsterdam vluchten en die wereld induiken. Maar ik had het grote geluk dat ik liefhebberijen had. De schilderkunst, de dichtkunst, de literatuur. Daar vond ik toch een hoop ontspanning in. Op den duur ontdekte ik van bijvoorbeeld Willem de Mérode, die ik als gereformeerde dominee erg waardeerde: die is homo! En later ontdekte ik het ook van anderen, grootheden zelfs. Michelangelo bijvoorbeeld. Dat liegt er natuurlijk niet om, dat mooie Davidbeeld en de mooie sonnetten die hij heeft geschreven. En dat geldt ook voor Shakespeare, die sonnetten over jonge mannen. Dat waren de allergrootste kunstenaars en dat troostte mij wel: kijk, die mensen waren ook zo.’’

Op verzoek van uitgeverij Jongbloed in Heerenveen zet Zijlstra zich volgende maand aan het schrijven van een boekje over eenzaamheid. ,,Ik zal daar echt een persoonlijk boek van maken, jazeker.’’ Wat hij mensen wil meegeven in dat boek? ,,Blijf voor zover dat nog mogelijk is toch ontspanning zoeken. Een bezoek aan de opera als je daarvan houdt. En als dat niet meer mogelijk, mooie dvd’s bekijken, of gedichten lezen. Sluit je, voor zover mogelijk, nog aan bij verenigingen. Dwing jezelf ertoe, al kost het je inspanning.’’
,,Als ik bijvoorbeeld spreek voor Passage (de christelijk-maatschappelijke vrouwenbeweging, WS), dan hoor ik van zo’n presidente: er zijn hier weduwen voor wie dit het enige uitje in de maand is. Dat kwebbelen in de pauze neem ik ze dan ook totaal niet kwalijk. Daar komen ze voor, ze moeten met elkaar blijven praten, die eenzaamheid moet doorbroken worden.’’
,,Ik heb zelf natuurlijk ook vrienden die me niet in de steek laten. Ik merk overigens wel dat je toch neigt naar mensen die ook alleen zijn, omdat je de gehuwden niet storen wilt, om het maar zo te zeggen. Die hebben een leven met hun kinderen en kleinkinderen en je wilt natuurlijk voor geen prijs beschouwd worden als die zielige alleenstaande: daar moeten we ook nog wat aandacht aan geven.’’

,,Ik neig natuurlijk wel naar lekker alleen zijn, lezen hè. Ik realiseer me dat ik straks heel bewust dingen moet blijven opzoeken, vrienden moet vragen om samen met mij ergens naar toe te gaan. Er is niks aan om, laten we maar zeggen, alleen naar het kerstcircus te gaan. Dat doe ik trouwens niet, want ik ben allergisch voor paarden. Maar goed, ik noem maar wat. Dan moet je wel iemand uitnodigen om mee te gaan, want je moet iemand hebben tegen wie je kunt zeggen: wat leuk! En met wie je na afloop nog wat gaat drinken. Als je direct alleen naar huis stiefelt, daar is niet zo veel aan. En ik wil straks, als ik ‘s zondags vrij ben, ook lekker hier al die kerken gaan opzoeken, eens kijken hoe het daar toegaat.’’

Een van de boeken van Zijlstra, ‘Toekomst’, is een bijbels dagboek dat veel mensen ieder jaar weer opnieuw lezen. Komt er nog een vervolg? ,,Daar wordt veel op aangedrongen. Voor de EO-radio heb ik er een paar meditaties uit voorgelezen. Toen werd ook gezegd: u moet een nieuw dagboek uitgeven, dat zijn toch prachtige meditaties? Ik zei, misschien wel, maar ik heb het gevoel dat ik het niet meer kan evenaren. Ik heb in dat eerste boek al zoveel verteld, 366 meditaties. Ik ben ze ook weer vergeten. Dus als ik bij mensen kom en we zitten aan de maaltijd en ze vragen of ik uit het dagboek wil voorlezen, dan kan ik uit de grond van mijn hart zeggen: oh, wat een mooi stuk! Maar natuurlijk, als je er een keer voor gaat zitten, dan komt het wel weer.’’